LIFE Multi Peat
Een eerste discussie over verificatienormen en benaderingen voor de reductie van broeikasgasemissies uit veengebieden.
Op 6 juni 2024 organiseerden de projecten LIFE Multi Peat en Peat Carbon een workshop over de methodologische aspecten van verificatienormen voor koolstofkredieten. Deskundigen van beide projecten en het Nederlandse programma Valuta Voor Veen bespraken hoe landeigenaren effectief koolstofkredieten uit veengebieden kunnen verkopen. Omdat er nog steeds veel onwetendheid, argwaan en regelrechte verwarring is rond dit onderwerp, werd Rewilding Europe uitgenodigd om het proces te introduceren en de deelnemers te laten zien hoe zij samenwerken met landeigenaren om carbon credits te verkopen.
Als projectontwikkelaar wil de Stichting Rewilding Europe van rewilding een financieel concurrerend landgebruik maken, laten zien dat het investeringspotentieel heeft en bovenal herstel op grote schaal mogelijk maken met voordelen voor lokale gemeenschappen. De Stichting helpt de Universiteit van Galway, de Multi Peat partner in Ierland, al met het ontwikkelen van koolstofkredieten uit hun veengebied. Dit initiatief kan leiden tot de eerste verkoop van koolstofkredieten uit veengebieden in Ierland.
Koolstofkredietverificatiestandaarden
Tijdens de presentatie van Rewilding Europe leerden we dat voor het ontwikkelen van koolstofkredieten uit een veengebied een koolstofkredietverificatiestandaard moet worden toegepast. Er zijn regionale, nationale en internationale standaarden die het kader vormen dat de landeigenaar begeleidt vanaf het begin tot aan de verkoop van de gegenereerde koolstofkredieten; het proces omvat voorbereidend werk en planning, het vaststellen van een basislijn, de feitelijke restauratie, evenals de voortdurende monitoring van de locatie na de implementatie. In principe regelt de standaard de regels voor het meten, rapporteren en verifiëren van de koolstofkredieten.
Welke standaard wordt gekozen, kan afhangen van de vraag of het land waar de locatie zich bevindt eigen standaarden heeft ontwikkeld. Veel landen ontwikkelen nationale of regionale standaarden; de Duitse deelstaten Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Sleeswijk-Holstein hebben bijvoorbeeld Moorfutures. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben onlangs respectievelijk Valuta Voor Veen en UK Peatland Code ontwikkeld. Op internationaal niveau is de Verra-standaard een van de meest erkende. Het white paper van het project Interreg Care-Peat biedt een goed overzicht en een analyse van de verschillende toepasselijke normen.
Vanuit het perspectief van de landeigenaar kan het volgen van de normen ingewikkeld en duur zijn. Bovendien is het financiële rendement onzeker, omdat het afhangt van de koolstofprijzen en de natuurlijke kenmerken van het gebied, bijvoorbeeld de mate van degradatie. Er moet met veel aspecten rekening worden gehouden om een locatie te krijgen die in aanmerking komt voor verificatie en verkoop van broeikasgasreducties als koolstofkredieten. Deze kunnen variëren afhankelijk van de toegepaste standaard, maar zullen over het algemeen betrekking hebben op de eigendomsstructuur van het land, toegestane activiteiten binnen en rond het gebied, criteria voor veengebieddefinities en verschillende andere belangrijke elementen die door Rewilding Europe in de presentatie werden besproken, zoals monitoringeisen om basislijn- en toekomstscenario's vast te stellen.
De breakout-groepsessie
Tijdens de breakout-sessies, waarbij de deelnemers in kleinere groepen werden verdeeld, werden de volgende vragen besproken:
Volgens deskundigen hadden de meest voorkomende redenen voor aarzeling betrekking op het concept van additionaliteit, onzekerheid over inkomsten, het ontbreken van nationale kaders, onzekerheid over de kwantificeringsmethoden van emissiereducties, vragen over de tijdschaal van koolstofkredieten en zorgen over greenwashing. Een andere reden voor aarzeling is de vrees voor perverse prikkels, waarbij koolstofkredietregelingen landeigenaren met meer aangetaste veengebieden belonen ten opzichte van landeigenaren die hun veengebieden in goede staat hebben gehouden. Op deze manier zullen landeigenaren uit landen waar een groter deel van de veengebieden nog in goede staat verkeert, niet profiteren van koolstofkredietregelingen.
Bij het beantwoorden van de tweede vraag over praktische en institutionele beperkingen noemden deskundigen technische, juridische en financiële belemmeringen. Wat monitoringtechnieken betreft, zouden directe metingen nog steeds het belangrijkste verificatiesysteem moeten zijn, omdat hiermee modellen kunnen worden gekalibreerd en gecorrigeerd. Deze techniek is echter vaak erg duur en kan voor de meeste landeigenaren een belemmering vormen.
Verder werd vaak de vertrouwenskwestie aan de orde gesteld. Regionale en nationale normen werden betrouwbaarder geacht dan grotere internationale normen. De algemene benadering van "one size fits all" is niet ideaal. Normen zouden beter aangepast moeten zijn aan het lokale gebied, aangezien de omstandigheden in elk land verschillen, en zelfs als landen vergelijkbare landschappen en kenmerken hebben, kan het landgebruik sterk verschillen. Een gefragmenteerde structuur van landeigendom, met meerdere kleinere landgebieden, vormt bijvoorbeeld een belangrijke beperking, vanwege het feitelijke vetorecht van aangrenzende landerijen.
Tot slot was er weinig tijd over om de laatste vraag te bespreken. De algemene opvatting was dat uitbesteding de kosten van een toch al zeer kostbare onderneming alleen maar zou verhogen, zonder garantie op een behoorlijk rendement. Toch werd ook erkend dat, gezien de complexiteit van het carbon credit-proces en de regelingen, het uitbesteden van diensten landeigenaren enorm zou kunnen helpen.
Takeaway
Er zijn nog steeds talloze vragen, onzekerheden en tekortkomingen rondom koolstofcreditregelingen voor veengebieden. Desalniettemin vragen de urgente biodiversiteits- en klimaatcrises om onmiddellijke actie. Er bestaan al internationale en, in sommige gevallen, regionale en nationale normen die kunnen worden toegepast. Het gebruik van deze regelingen moet worden uitgebreid om de betrouwbaarheid ervan te blijven verbeteren en de acceptatie door het publiek te vergroten; met als onderliggend doel een aanzienlijke opschaling van herstelinitiatieven mogelijk te maken. Uiteindelijk is het gevoel dat we niet kunnen wachten op het perfecte schema en een uitputtende kennis van de dynamiek van broeikasgasfluxen. We moeten werken met wat we hebben en onderweg blijven proberen verbeteringen aan te brengen.
Een meer gedetailleerde samenvatting van de workshop vindt u hieronder onder de titel 'Workshop summary report'